Interview met Sarah Tucker (Dia)

Dia Art Foundation, New York, 6 april 2009

 

De Dia Art Foundation is een Newyorks instituut zonder winstoogmerk dat werd gesticht in 1974 en dat internationaal bekend is voor het initiëren, ondersteunen, presenteren en preserveren van kunstprojecten. Het is in de internationale kunstwereld een belangrijk forum voor interdisciplinaire kunst en kritiek.

De persoon die, samen met curator Lynne Cooke, sinds het begin verantwoordelijk is voor Dia’s webprojecten is Sara Tucker. Zij begon op het einde van 1990 voor Dia te werken na een opleiding Duits en film. Op dat moment telde het instituut welgeteld één computer. Vandaag is ze niet enkel verantwoordelijk voor de productie van de webprojecten, maar is ze ook Dia’s Information Technology Manager. PACKED-coördinator Rony Vissers sprak met haar.

 

Dia’s eerste belangrijke projecten, opgezet in de late jaren ‘70, waren kunstwerken van kunstenaars als Walter De Maria en Max Neuhaus die site specific zijn en die vanwege hun schaal of karakter waarschijnlijk niet zouden worden opgenomen in een museum. Dia bezit ook een uitgebreide en belangrijke collectie pop art, minimalistische en conceptuele kunst en land art die sinds 2003 wordt tentoongesteld in het Dia:Beacon museum in de Hudson-vallei ten noorden van de stad New York. Verder organiseert Dia o.a. ook tijdelijke tentoonstellingen, lezingen en discussies over hedendaagse kunst.

Dia is ook één van de weinige kunstinstellingen voor wie het Internet al sinds het midden van de jaren ’90 meer is dan louter een kanaal om haar activiteiten in de niet-virtuele wereld aan te kondigen. Enkele van de webprojecten die sinds 1995 in opdracht van Dia zijn gecreëerd lopen parallel met een tentoonstelling, maar meer dan 30 websites zijn autonome kunstwerken. Kunstenaars die een webproject voor Dia creëerden zijn o.a. Ana Torfs, David Claerbout, Francis Alÿs, Stephen Vitiello, Rosa Barba, Marijke Van Warmerdam en Kristin Lucas.

De webprojecten op de Dia-website worden telkens vergezeld van een inleidende tekst met een korte biografie van de kunstenaar en een beschrijving van het concept van het project. Dit is uitzonderlijk in de wereld van de Net.art, maar kadert binnen de informerende, educatieve functie die Dia sinds haar ontstaan vervult.

 

PACKED: Waar kwam Dia’s idee vandaan om te starten met creatieopdrachten voor webprojecten? Hoe passen deze creatieopdrachten voor webprojecten binnen de missie en de geschiedenis van het instituut?

Sarah Tucker: Dia is vrij vroeg gestart met creatieopdrachten voor webprojecten, begin 1995. Michael Govan was toen onze directeur. Hij had net de website gezien van het Warhol Museum, één van de allereerste museumwebsites. Hoewel deze website een gelijkaardige functie had als een brochure, dacht hij dat het Web een fantastisch medium zou kunnen zijn voor kunstenaars.

Op hetzelfde moment organiseerden we op ons dak een performance met Tony Oursler, Constance DeJong en Stephen Vitiello. En Michael vroeg aan hen om ze een webgebaseerde versie wilden maken met hetzelfde materiaal als dat ze voor de performance gebruikten. Hun website Fantastic Prayers1 is dus gebaseerd op hun performance. Het maken van de website ging vrij goed, en men was er enthousiast over.

Michael vond dat webprojecten goed passen binnen Dia omdat de kern van de missie van ons instituut is om projecten te realiseren die vanwege hun schaal of karakter anders niet zouden worden gerealiseerd. Dit geldt ook voor langdurige projecten als The Lightning Field 2 en The New York Earth Room 3 van Walter De Maria. Een ander aspect van Dia’s missie is het mogelijk maken van een rechtstreekse ervaring van het kunstwerk, zonder storende tussenkomst van de instelling. In ons museum, Dia:Beacon, wordt dit geïllustreerd door de afwezigheid van verklarende muurteksten. Het instituut tracht zoveel mogelijk onzichtbaar te blijven. Het Web is hiervoor een fantastisch medium. Eens de bezoeker voorbij de titelpagina is en zich in het kunstwerk begeeft, is er een zeer directe ervaring van het kunstwerk. Dit was een aanlokkelijk aspect. Bovendien heeft Dia een geschiedenis in het samenwerken met Robert Whitman,4 één van de eerste kunstenaars die experimenteerde met nieuwe media. Om deze verschillende redenen leek het geven van creatieopdrachten voor webprojecten een goed idee.

 

PACKED: Wat opvalt is dat DIA niet heeft gekozen voor het hosten van bestaande webprojecten, maar voor het geven van creatieopdrachten.

Sarah Tucker: Ja, wij werken altijd met creatieopdrachten. Wij nodigen liever zelf een kunstenaar uit om een nieuw project te maken dan te wachten op projectvoorstellen. Er zijn echter drie uitzonderingen op deze regel.

Fantastic Prayers van Tony Oursler, Constance DeJong en Stephen Vitiello bestond dus reeds als performance toen we hen uitnodigden om er een webproject te maken. Ook Komar + Melamid’s project The Most Wanted Paintings5 bestond reeds voordat het een webproject werd. Het project leek juist vanwege zijn aard perfect om voor het Web. Het bestond uit zeer veel gegevens. Komar + Melamid gaven marktonderzoekfirma’s de opdracht om in verschillende landen te onderzoeken wat mensen het liefst wilden zien in een schilderij. Nadien maakten ze dan voor elk land een meest gewenste en minst gewenste schilderij. Het is een erg grappig project. Nadien deden we ook een webgebaseerd onderzoek. Dit project sluit goed aan bij wat er op dat moment gebeurde op het Internet. Het Web werd zeer populair en mensen deden voortdurend online enquêtes. Drieduizend mensen hebben deelgenomen (aan Komar + Melamids onderzoek, red.). En meer recent deden we The New Five-Foot Shelf,6 een project met Allen Ruppersberg dat een beetje gelijkaardig was. Het was een grote hoeveelheid informatie. Hij had een soort encyclopedie gemaakt waarvan maar tien exemplaren bestaan. Slechts weinig mensen konden dus het werk zien. Omdat alle informatie reeds was geïndexeerd en kon worden verbonden via hyperlinks, was het een project dat zich perfect leende om er een webproject van te maken. Het was fantastische content en slechts weinig mensen hadden er toegang toe.

Alle andere projecten zijn speciaal gecreëerd voor onze serie webprojecten.

 

PACKED: Wat eveneens opvalt is dat de meeste van Dia’s webprojecten zijn gemaakt door kunstenaars die het best gekend zijn om werk dat zij creëerden in andere media dan het Web.

Sarah Tucker: Ja, maar bij de start van de serie waren er ook nog niet echt internetkunstenaars. Er waren maar enkele kunstenaars die net begonnen, zoals Olia Lialina,7 en voor wie het Internet hun belangrijkste artistieke medium was. Terwijl de serie zich ontwikkelde, wilden we verschillende perspectieven bieden. Om een breed gamma van achtergronden en invalshoeken te hebben, werkten we reeds vroeg met een choreograaf, en nadien met de architecten Diller & Scofidio,8 met schilders en videokunstenaars, … Deze diversiteit is steeds een criteria. Onze curator Lynne Cooke tracht kunstenaars te selecteren die een originele benadering en opzet toevoegen aan hun creatieopdracht.

Wat interessant is bij het werken met kunstenaars voor wie het Web niet hun belangrijkste medium is, is dat zij zich niet bewust zijn van de beperkingen, noch de mogelijkheden.

Lynne is zeer consequent in het kiezen van kunstenaars die niet alleen goed werk maken maar die ook fantastisch zijn als mens. Ze zijn allemaal klaar voor iets dat een beetje afwijkend en uitdagend is. Ik ben nog niemand tegengekomen die echt iets wou dat technisch onmogelijk was.

 

PACKED: Omdat Dia vaak creatieopdrachten geeft aan kunstenaars die niet eerder werken voor het Web hebben gecreëerd, is het ook moeilijk om op voorhand in te schatten wat jullie van hen mogen verwachten.

Sarah Tucker: Ja, we weten het niet. Soms duurt het creatieproces ook lang. Wij zijn heel erg kunstenaargericht, en dit is iets wat ook een beetje uniek is voor Dia. Wij kunnen flexibel zijn, zelfs als een kunstenaar enkele extra jaren nodig heeft. Er is geen vaste deadline. Wij kunnen wachten om een datum vast te leggen tot wanneer het idee van de kunstenaar een vaste vorm heeft gekregen, we een plan hebben ontwikkeld en we weten hoe lang het zal duren om het werk te produceren. Voor sommige kunstenaars bedroeg de periode tussen de uitnodiging en de het lanceren van de website zelfs vier jaar. Het webproject van David Claerbout9 was een record. Ik denk dat zijn project maar een viertal maanden in beslag nam.

 

PACKED: Enkele van Dia’s webprojecten zijn gemaakt door landgenoten: David Claerbout, Ana Torfs10 en de in Mexico verblijvende Francis Alÿs.11 Was er een speciale reden om hen een creatieopdracht te geven?

Sarah Tucker: Deze vraag zou Lynne Cooke beter kunnen beantwoorden want zij is diegene die hen vroeg. Lynne kiest kunstenaars wiens werk ze interessant vind en van wie ze denkt dat ze iets zullen maken dat verschillend is van al de rest. Wat David betreft, denk ik dat Lynne vooral geïnteresseerd was in zijn benadering van tijd in relatie tot een medium, en dat ze wou weten wat dit zou geven op het Web.

 

PACKED: Hoe verloopt het productieproces zelf? Het programmeren gebeurt niet door de kunstenaars of hun assistenten, maar door mensen die jij selecteert?

Sarah Tucker: Dit klopt. Slechts één van de kunstenaars deed alles zelf: Feng Mengbo12 die in China leeft en werkt. En Maja Bajevic13 zocht zelf een programmeur om mee samen te werken omdat ze in Sarajevo zou zijn en het moeilijk zou zijn om naar New York te reizen op het moment dat het werk moest worden gemaakt. Zij werkte dus met een Flash-programmeur in Sarajevo.

 

 Maja Bajevic, I Wish I Was Born in a Hollywood Movie, 2006, www.diacenter.org/bajevic, courtesy: Dia Art Foundation

 

PACKED: Wanneer jullie een creatieopdracht geven, maken jullie dan een contract met de kunstenaar waardoor de werken automatisch onderdeel worden van de Dia-collectie?

Sarah Tucker: Nee, de webprojecten worden geen onderdeel van de permanente Dia-collectie. Dit is vooral omdat de permanente collectie van Dia zeer gericht is op een bepaalde tijdsperiode.

De overeenkomst die we met de kunstenaars hebben is dat wij het exclusieve recht behouden om het kunstwerk te hosten op het Internet, maar dat zij het werk bezitten. Zij kunnen het werk verkopen aan mensen die het werk lokaal willen laten draaien.

Daarnaast zijn er nog enkele dingen waarvan we overeenkomen dat we ze samen verder kunnen uitwerken als de situatie zich voordoet. Glenn Ligons project Annotations14 was bijv. onderdeel van een grote rondreizende tentoonstelling van zijn werk. Wij werkten samen met de organiserende instelling om een kopie te maken die lokaal kon draaien, en er was een leenvergoeding die we deelden met de kunstenaar. Wanneer er zich situaties voordoen waarbij men het werk wil huren, of als een andere instelling het werk wil verwerven, werken een oplossing uit op individuele basis, geval per geval.

 

PACKED: Welke gevolgen heeft deze werkwijze voor de conservering van de webprojecten?

Sarah Tucker: De overeenkomst met de kunstenaars is dat het onze intentie is om de projecten onbeperkt te hosten, voor de eeuwigheid. Maar als zich de situatie zou voordoen dat we dit niet langer kunnen, keert het recht om het werk online te hosten terug naar de kunstenaars.

In verband met het maken van wijzigingen aan het werk is de overeenkomst met de kunstenaars dat we hen raadplegen bij veranderingen die de functionaliteit of de look van het werk veranderen, zodat we zeker zijn dat de wijzigingen gebeuren in overeenstemming met wat zij wensen. Als het gewoon gaat om een wijziging van de code om ervoor te zorgen dat het project blijft werken met een nieuwe browser, vallen we hen niet lastig.

 

PACKED: Is er vanuit een institutioneel standpunt bekeken een verschil in de benadering van de webprojecten in vergelijking met andere werken?

Sarah Tucker: Ik zou zeggen dat de benadering zeer gelijkaardig is. Zelfs voor onze niet-virtuele tentoonstellingen trachten we een schema te plannen rond de ontwikkeling van het idee van de kunstenaar, rond hoe het idee van de kunstenaar zich ontwikkelt doorheen de tijd. De benadering lijkt erg op die voor het tentoonstellingsprogramma dat Lynne Cooke gedurende vele jaren samenstelde voor de tentoonstellingsruimte in 22nd Street.15 Zij nodigde kunstenaars uit om site specific kunstwerken te maken, en werkte vervolgens gedurende een bepaalde periode met hen terwijl het idee voor het werk vorm kreeg. Bovendien heeft Dia, zoals een museum, een ploeg van tentoonstellingsbouwers of installateurs die op dezelfde manier het artistieke idee helpen te verwezenlijken als dat ik kunstenaars help hun artistieke idee te verwezenlijken op het Web. Maar ik denk dat we met de webprojecten iets flexibeler kunnen zijn.

 

 Glenn Ligon, Annotations, 2003, www.diacenter.org/ligon, courtesy: Dia Art Foundation

 

PACKED: Kun je je voorstellen dat er een moment zou kunnen komen waarop het niet langer mogelijk blijft om voor de webprojecten te zorgen, wanneer het te complex of te duur wordt?

Sarah Tucker: Dit is moeilijk te zeggen. Maar ik merk dat het eigenlijke hosten van bestanden geen erg zware verbintenis meer is sinds internettoegang een basisproduct is geworden. Wat de preservering betreft, denk ik dat wanneer web browsers zo fundamenteel veranderen dat alle content die bestaat niet langer werkt, iemand simulators zal bouwen die kunnen worden gebruikt om toegang te verkrijgen tot de content. Ik zie niet direct een einde aan de toegankelijkheid.

Verder weet ik niet hoe lang onze serie nog nieuwe werken zal voortbrengen. Maar er is voorlopig nog geen einde in zicht.

 

PACKED: Technologie geraakt in onbruik, en het onderhoud aan de webprojecten is vooral belangrijk omwille van deze technologische evolutie. Houden jullie er tijdens het productieproces reeds rekening mee dat er in de toekomst wijzigingen aan het werk nodig zullen zijn?

Sarah Tucker: In zekere mate. We trachten beslissingen te nemen die zijn gebaseerd op de huidige situatie op het vlak van web browsers en bandbreedte. Bandbreedte is vandaag zo alomtegenwoordig dat we veronderstellen dat bezoekers beschikken over een breedbandconnectie. Maar in het begin was een breedbandconnectie zo zeldzaam dat we trachtten projecten te maken die niet leden onder een geringe bandbreedte. Op een bepaald moment was het wel even onduidelijk welke richting we uit moesten, maar we hebben toen voor breedband gekozen omdat we wisten dat dit er zou komen.

Bij projecten waarbij video en audio is gebruikt, bewaren we masters in een hogere resolutie. Als breedband ooit nog sneller wordt, kunnen we een fullscreen video ter beschikking stellen met klank die van betere kwaliteit is. Bijvoorbeeld bij projecten als Half Full – Half Empty16 van Barbara Bloom en Rehearsal17 van Liliana Porter. Wanneer het video en audio betreft, wenst bijna iedere kunstenaar een groter formaat en een betere kwaliteit. De beeldgrootte is altijd de grootst mogelijke met de beste kwaliteit, maar zonder dat de bestandsgrootte buitenmatig groot wordt.

 

PACKED: Maken jullie upgrades van de projecten? Passen jullie projecten aan in functie van nieuwe technologische mogelijkheden?

Sarah Tucker: Nee, we veranderen niets. Eens een project online is gelanceerd, blijft het zoals het is. We hebben enkel projecten herbekeken om dingen te repareren die door de opkomst van nieuwe web browsers niet meer werkten.

Er is maar één werk dat echt grondig is geherprogrammeerd: Susan Hillers project Dream Screens.18 Ik ben niet zeker of in 1996 Flash19 reeds bestond. Als het al bestond was het nieuw, en hadden mensen het nog niet. We hebben het dus in HTML geprogrammeerd. Maar HTML heeft beperkingen waarmee Susan Hiller niet gelukkig was. De Flash-versie van het project verschilt een beetje van de originele versie, maar enkel op een manier die aansluit bij Susan Hillers oorspronkelijke intentie. De nieuwe versie functioneert bijna identiek, maar beter. Dit is het enige project dat volledig is herwerkt.

 

PACKED: Toch vertelde je me toen ik je vroeg om een interview over de preservering van Dia’s webprojecten, dat preservering voor jullie een problematisch terrein is.

Sarah Tucker: Het onderhoud en de preservering is tot nu toe niet zo systematisch geweest als ik zou wensen. Ik zou graag iedere kunstenaar opnieuw contacteren om met behulp van de richtlijnen van het Variable Media Network20 mijn herinneringen over de projecten te toetsen aan hun intenties en wensen, zodat binnen twintig jaar mijn taak nog door iemand anders kan worden overgenomen. Wat vandaag ontbreekt is een systematische documentatie.

Tot nu toe heeft dit geen problemen veroorzaakt omdat ik hier de ganse tijd ben geweest. Ik herinner me nog alles. Maar ik wil beginnen met het maken van nota’s en het organiseren van de assets zodat iemand anders het kan overnemen en de dingen kan reconstrueren, mocht ik omver worden gereden door een bus…

 

PACKED: Je sprak daarstraks over de mogelijkheid om in de toekomst het beeld van de video’s te vergroten. Een dergelijke mogelijke vergroting van de beeldgrootte is interessant. Sinds enkele jaren is er een evolutie naar grotere computerschermen. Maar tegelijkertijd wordt de keuze van de resolutie complexer omdat we ook steeds meer kleinere schermen gebruiken. Denk aan onze notebooks, onze mobiele telefoons, …

Sarah Tucker: Juist, van onze iPhone tot de allerbeste 24” computermonitor, die bijna 2000 pixels aankan. Maar ik denk dat veel mensen gewoon zijn om hun web browsers niet schermvullend te gebruiken op deze grote schermen. Maar als ontwerper moet je een resolutie kiezen… Je kunt sommige dingen een beetje flexibel maken op het Web, maar de meeste websites hebben een maximumgrootte waarna ze sowieso een beetje beginnen te zweven.

 

 Dorothy Cross, FOXGLOVE: digitalis purpurea, 2005, www.diacenter.org/cross, courtesy: Dia Art Foundation

 

PACKED: Wanneer jullie het programmeren starten, volgen jullie dan bepaalde regels of standaarden die het onderhoud en de conservering van het werk kunnen vergemakkelijken, zoals het respecteren van de HTML-standaard, een duidelijke mappenstructuur, …?

Sarah Tucker: We trachten het zo te doen dat het duidelijk is voor een buitenstaander. We organiseren onder andere de mappen en de assets op een gepaste manier. En we proberen zoveel mogelijk de technologie te kiezen die het breedst beschikbaar is. Als het mogelijk is, houden we het eenvoudig en doen we wat de kunstenaar vraagt gewoon in HTML, met JPEGs. De reden hiervoor is dat de levensduur hiervan zeer lang is, hopelijk voor altijd. Voor Prometheus Bound21 van Tim Rollins en K.O.S. hebben we geanimeerde GIFs gebruikt.

Als de kunstenaar complexe animaties vraagt, gebruiken we Flash. Behalve bij David Claerbouts project hebben we nooit Director22 gebruikt omdat het mij vanaf het begin problematisch leek. Net als Shockwave23 en zo. Flash was altijd iets eleganter en leek iets sneller. Het werd vrij snel opgepikt. Aangezien Flash tot nu toe echt goed is geweest in het met terugwerkende kracht compatibel maken van hun players, zijn deze projecten blijven werken. Ons allereerste Flash-project was in 1999, en het werkt nog steeds.

Er zijn ook een paar projecten met QuickTime24 movie streams, maar bijna al onze projecten zijn dus HTML-gebaseerd of Flash-gebaseerd.

 

PACKED: Een aantal van jullie projecten bestaan uit screensavers. Zijn hier problemen mee?

Sarah Tucker: Ik denk dat we vandaag misschien vier projecten met screensavers hebben. Het meest recente project van de vier is Ezra Johnsons Wrestling with the Blob Beast.25 Hij maakte zestien verschillende screensavers. Het zijn stop-motion animaties zoals William Kentridge’s tekenfilms, maar Ezra’s animaties zijn gemaakt op basis van schilderijen i.p.v. tekeningen. Het project gebruikt het Web hoofdzakelijk als een distributiekanaal. Ik denk dat dit ook een interessant gebruik is van het Web. Eén van de screensavers noemt Disturbing the Peace en heeft script in Flash dat willekeurig bepaalt wanneer een boot over het scherm beweegt, en vanuit welke richting. De screensavers hercompileer ik. Ik heb het recent nog gedaan voor The Thief van Francis Alÿs. Er is nu zowel een versie beschikbaar voor Mac OS X als voor Windows Vista.

Of de screensavers problematisch zijn in termen van onderhoud hangt af van de software die je gebruikt. Wij gebruiken altijd dezelfde software: Screentime.26 Zij hebben een applicatie die Flash-bestanden omzet in screensavers. De bron van al onze screensavers is dus een Flash-bestand.

 

PACKED: Toen we het daarnet over schermgrootte hadden, spraken we ook over de toegang tot het Internet via mobiele telefoons. Jullie hebben in 2002 ook een project gedaan voor Palm PDA’s,27 de op dat moment zeer populaire handcomputers. Kun je hier iets over vertellen?

Sarah Tucker: Ja, dit project was Tap28 van James Buckhouse in samenwerking met Holly Brubach. Het was een project dat Palm-gebaseerd was. Het vereiste besturingssysteem was Palm OS 3.1 en de resolutie was aangepast aan het kleine Palm-scherm. Deze technologie is vandaag verouderd. Palm is nadien zelf overgeschakeld van Palm OS naar Windows Mobile. Het merk heeft de machtstrijd om de PDA-markt verloren.29

Tap bestond uit een kleine danser of danseres die te zien was op de Palm. Eens het figuurtje te zien was, moest het enkele danspassen oefenen vooraleer het fouten begon te maken. Je kon als gebruiker een reeks danspassen choreograferen en deze choreografie delen met een dansarchief of ze doorstralen. Sommige Palms konden draadloos doorstralen. Je kon de danser gewoon doorstralen naar een andere persoon, maar je kon de choreografie ook heen en terug sturen. De programmeur van dit project was Scott Snibbe.30 Hij is een vrij beroemde kunstenaar die interactieve installaties maakt.

 

PACKED: Je sprak daarstraks over het hercompileren van de screensavers van Francis Alÿs. Heb je ook al speciaal onderhoudswerk gedaan voor het webproject van Ana Torfs?

Sarah Tucker: Voor het project van Ana heb ik nog niks gedaan. Haar project dateert van 2004 en is nog nieuw genoeg. Tijdens het productieproces was ze heel bezorgd om de kwaliteit. Ik ben het met haar eens dat het de moeite loonde om de bestanden relatief groot te houden zodat ze de beeld- en klankkwaliteit kon hebben die ze wou. Het ziet er vandaag nog steeds goed uit. De beelden zijn niet heel groot, maar ik denk dat ze dat ook niet hoeven te zijn. Het past. Ze hebben een beetje het formaat van een portret.

 

 Liliana Porter, Rehearsal, 2008, www.diacenter.org/porter, courtesy: Dia Art Foundation

 

PACKED: En de plaatsing van de beelden met de witruimte er rond sluit ook aan bij de stijl van haar boekprojecten...

Sarah Tucker: Juist. Voor haar project heb ik nog bestanden van een betere kwaliteit. Dus misschien hercompileren we later alles nog eens met video en audio met een betere kwaliteit. Maar ik denk dat het er nog vrij goed uit ziet. Ook de grootte is vrij goed.

 

PACKED: En het project van David Claerbout?

Sarah Tucker: Voor Davids project heb ik nog niets gedaan. Zijn project is bijzonder gecompliceerd omdat het bestaat uit een downloadbare applicatie31 die specifiek is voor de besturingssystemen. Terwijl dingen als Flash altijd met terugwerkende kracht compatibel zijn geweest, is dit met besturingssystemen niet het geval.

Het is een heel knap project. Het doet een aantal dingen waarover David zeer specifieke eisen had, zoals het automatisch verwijderen van de bestanden nadat de bloem is verwelkt.

De downloadbare applicatie is zowel beschikbaar voor PC als voor Mac. De versie voor PC lijkt nog te draaien onder Windows Vista, maar ik zou eens moeten onderzoeken of de bestanden onder Windows Vista ook nog automatisch worden verwijderd. De versie voor MAC daarentegen draait niet meer onder het huidige Mac OS X.

 

PACKED: Hoe controleer je of een werk onderhoudswerk nodig heeft? Doe je op regelmatige basis controles? Of verricht je enkel onderhoudswerk als iemand je op de hoogte brengt dat hij of zij een probleem heeft ondervonden tijdens een bezoek aan het werk?

Sarah Tucker: Ik doorzoek en controleer niet alles op regelmatige basis. Er bestaan zoveel variabelen op het vlak van platformen en web browsers dat ik er twee fulltime jobs voor nodig zou hebben. Maar ik krijg af en toe e-mails. Ik herinner me dat op het moment dat Mac OS X uitkwam ik van bezoekers e-mails kreeg met de melding dat de screensaver van Francis Alÿs niet meer werkte op hun nieuwe computer. Ik bezat geen Mac, en was hiervan dus niet op de hoogte. Maar toen kregen we de nieuwe software en heb ik alles gehercompileerd. Dus soms schrijven mensen.

We hosten ook het project Do you want love or lust?32 van Claude Closky, het project met al die vragen... Eén persoon heeft het hele ding nagekeken nadat we het hadden gelanceerd. Hij doorzocht systematisch alle drieduizend vragen, en e-mailde me wanneer hij er op één stootte met een fout.

 

PACKED: Als er geen controle op regelmatige basis is, is er dan een veiligheidssysteem dat voorkomt dat bezoekers de webprojecten kunnen hacken? Als er iemand is die de drieduizend vragen van Claude Closky systematisch doorzoekt, kan ik mij ook voorstellen dat er iemand is die zelf de vragen wil wijzigen. Dit zou de authenticiteit van het werken aantasten. In de niet-virtuele wereld zijn er soms ook museumbezoekers die werken met opzet beschadigen of hun eigen werk onopgemerkt tussen de collectie in een museum hangen.

Sarah Tucker: Men moet dan eerst toegang krijgen tot onze server. Ik zeg niet dat dit onmogelijk is want we hebben niet dezelfde middelen als een bank om veiligheidssystemen te implementeren, maar tegelijkertijd wacht er bij ons ook geen grote financiële opbrengst voor de hacker. Onze server verblijft achter een firewall in wat men een DMZ33 noemt. Dit is één beschermingslaag. Ik probeer ook voorzichtig te zijn met het aantal accounts en ervoor te zorgen dat we er beveiligde paswoorden op bezitten.

Ik zeg niet dat een dergelijke vorm van hacking waarbij de authenticiteit wordt aangetast, niet kan maar het zou een vorm van vandalisme vereisen die vergelijkbaar is met het beschadigen van een schilderij. Het verschil is dat het beschadigen van een fysiek kunstwerk vrij snel wordt opgemerkt. Bij ons kan het dus ongemerkt gebeuren.

 

 Claude Closky, Do you want love or lust?, 1997, www.diacenter.org/closky, courtesy: Dia Art Foundation

 

PACKED: Je sprak daarstraks al over het Variable Media Network, wat een samenwerkingsverband is tussen o.a. het Guggenheim Museum, het Berkeley Art Museum/Pacific Film Archives, de Daniel Langlois Foundation for Art, Science, and Technology en het Walker Art Center. Heb jij contacten met instituten als het Guggenheim Museum en het Walker Art Center over het onderhoud van de webprojecten?

Sarah Tucker: Niet zoveel als dat ik zou willen. Ook dit is te wijten aan tijdsgebrek. Als de productie en het onderhoud van de reeks webprojecten mijn enige job was, zou ik actiever zijn op dit vlak. Ik zou het graag doen. Op dit moment is het niet mogelijk, maar hierin kan verandering komen.

Op dit moment werken we aan een nieuwe website voor het Dia:Beacon museum, en ik hoop dat nadien de perservering van de reeks webprojecten een belangrijk aandachtspunt kan worden. Binnen een jaar of zo. Lange tijd waren we bezig met de ontwikkeling van ons museum, en nadat het museum opende kregen we een volledig nieuwe staf. Het ene project volgde op het andere. Dit was erg tijdsverslindend. Zodra deze nieuwe website is afgewerkt, is er misschien tijd voor de preservering van de webprojecten.

 

PACKED: Ik kan mij voorstellen dat het Guggenheim Museum en het Walker Art Center gelijkaardige problemen ervaren en dat het onderhoud van hun webprojecten misschien ook niet hun hoogste prioriteit krijgt.

Sarah Tucker: Ik weet het niet. Ik ben benieuwd naar wie er verantwoordelijk voor is binnen het Walker Art Center en hoe ze het benaderen. Zoals wij het Stadiumweb34 hebben, hebben zij het äda’web.35

 

PACKED: Wat is Stadiumweb?

Sarah Tucker: Stadiumweb is een reeks webprojecten zoals het onze. Het heeft maar gedurende drie jaar bestaan, maar het omvat enkele uitstekende projecten. Stadiumweb was een project van twee personen. Toen zij besloten dat zij het niet langer konden onderhouden, hebben wij in 1998 besloten hun server over te nemen en het project hier te hosten. De server is echt oud, waarschijnlijk van 1994. Maar hij draait nog steeds. Ik heb enkel de ventilator een paar keer moeten vervangen. Ik heb echter nog geen preserveringswerk aan deze projecten verricht.

Eén van de projecten op Stadiumweb is Louise Lawler’s Without Moving/Without Stopping,36 een QuickTime VR project, iets wat vrij nieuw was in 1998. Marciej Wisniewski’s Turnstile, Part I37 en Turnstile, Part II38 vereisten real-time programmering. Zij kunnen vandaag enkel verder bestaan als documentatie over de projecten. Eén van mijn favoriete Internetprojecten aller tijde is Every Icon39 van John Simon Jr. Het is maar een grid van 32 op 32. Maar in een tijdspanne van verschillende biljoenen jaren zal hier elk mogelijk beeld verschijnen. Je zult poesjes zien, bloemen, ... Dit werk herinnert me aan The Vertical Earth Kilometer40 van Walter De Maria in de zin dat enkel het begin ervan zichtbaar is. John Simon Jr. heeft zelfs persoonlijke edities van zijn project verkocht.

 

PACKED: Bevat jullie reeks webprojecten met hyperlinks naar externe websites? Ik kan mij voorstellen dat deze externe componenten het onderhoud en de conservering van de werken complexer maken.

Sarah Tucker: Ja, bijvoorbeeld Stephen Vitiello’s project Tetrasomia.41 Dit project is meer een muziekinstrument. De bezoeker kan verschillende klanken aan- en uitzetten. Elke klank heeft een link naar de bron waar de klank vandaan kwam. Stephen wou het Internet gebruiken als een veldopname, om klanken te verzamelen die men online kan vinden zoals de hofmakerij van fruitvliegen. Men kan de verschillende klanken samen aanzetten. Wanneer een klank aanzet, verschijnt de link op de website. Ik heb het echte webadres daar geplaatst zodat mensen de mogelijkheid hebben om de bron van de klanken later op te zoeken, misschien door gebruik van de Wayback Machine.42 Stephen heeft ook zijn eigen composities gemaakt voor elk van de vier elementen: Aarde, Lucht, Vuur en Water. We hebben met toestemming kopieën van de audiobestanden gemaakt. De eigenlijke klanken verblijven vandaag in een Flash applicatie. Als dit niet het geval was, zou het onderhoud problematisch zijn.

 

PACKED: Is dit het enige project met links naar externe websites?

Sarah Tucker: We hebben ook een werk met links die niet meer werken: het project Refresh43 van Diller + Scofidio. Zij deden een project waarvoor we twaalf verschillende webcams selecteerden. Dit was op het moment dat webcams populair werden, toen mensen ze gebruikten in hun kantoren. Diller + Scofidio maakten verhalen rond de webcam. Het webproject bestond uit rechtstreekse beelden, en bewerkte tijdslijnen. Alle beelden die je zag, waren bewerkt. Zij waren met behulp van Photoshop44 bewerkt tot een fictionele kantooromgeving.

 

PACKED: Het originele rechtstreekse beeld van de webcam is dus ondertussen verdwenen?

Sarah Tucker: Ja, het originele beeld is verdwenen. Toen het project werd gelanceerd, waren er echt mensen in de kantoren. Wij vroegen aan elk van de websites de toestemming om hen te mogen opnemen in het project, en we vroegen hen ook om de camera in werking te houden gedurende tenminste een jaar en om hem in dezelfde opstelling te houden. Maar vandaag zijn ze allemaal verdwenen. Met het oog op conservering hebben we enkele van de rechtstreekse webcam streams vastgelegd. Ik denk dat ik van elk twintig beelden heb gemaakt, zodat we weten wat er gebeurde in de korte periode dat de webcams in werking waren.

 

PACKED: Kunnen de oorspronkelijke webcams vervangen worden door andere webcams? Of waren het specifieke webcams verbonden met de verhalen?

Sarah Tucker: Ze waren verbonden. Diller + Scofidio maakten een opname op het moment dat er niemand aanwezig was in het kantoor en plaatsten met behulp van Photoshop andere mensen in het beeld. Als men de webcams zou vervangen, zou men ook de bewerking met Photoshop moeten herdoen. Dit is een flinke klus. Indertijd deden ze dat gelukkig hun studio. Zij mailden me de beelden.

 

PACKED: Maar dan rijst de vraag hoe men dergelijke projecten levend kan houden op het Internet. Ik veronderstel dat er een tekst beschikbaar is die elk project beschrijft en documenteert.

Sarah Tucker: Ja, elk project heeft een inleidende tekst. Het webcam-fenomeen was, zoals het enquête-fenomeen uit het project van Komar + Melamid, een tijdsgebonden fenomeen. Proberen om het actueel te houden met een live videocamera zou waarschijnlijk onmogelijk zijn, en zou zelfs niet in overeenstemming zijn met het project. Ik denk dat het belangrijk is om het project toegankelijk te houden, maar het is bijna evenzeer een document over een project als een project.

 

PACKED: Een andere mogelijkheid was om enkele van webcam-beelden op te nemen.

Sarah Tucker: Ja, en de beelden gebruiken zoals ze oorspronkelijk live waren…

 

PACKED: Hebben de kunstenaars aan wie Dia een creatieopdracht heeft gegeven zelf een kopie van hun werk? Of leveren zij slechts het concept, de video- en audiobestanden, ...?

Sarah Tucker: Los van het feit dat sommige projecten afzonderlijk zijn vertoond in tentoonstellingen waar geen Internetverbinding beschikbaar was, heeft tot nu toe niemand echt om een kopie gevraagd. Voor de projecten die in deze tentoonstellingen werden vertoond, vroeg men of het mogelijk was om een offline versie te maken die men kon gebruiken. Misschien hebben sommige kunstenaars hiervan kopieën. Misschien hebben de andere kunstenaars nooit een kopie gewild omdat de werken online zijn…

 

PACKED: Toen we daarstraks even over het contract tussen Dia en de kunstenaars spraken, vertelde je me dat de kunstenaars de mogelijkheid hebben om hun werk te verkopen. Je vertelde ook me dat John Simon Jr. van zijn werk Every Icon voor Stadiumweb gepersonaliseerde edities heeft verkocht. Hebben ook de kunstenaars die voor Dia webprojecten hebben gemaakt dit al gedaan?

Sarah Tucker: Ze kunnen kopieën van hun webprojecten verkopen, maar ik ken geen enkele kunstenaar die dit al heeft gedaan. Misschien hebben ze onderdelen ervan verkocht. Ik ben vrij zeker dat Arturo Herrera de tekeningen heeft verkocht, maar ik denk niet dat hij zijn webproject Almost Home45 zelf heeft verkocht.

 

PACKED: Hoeveel webprojecten doen jullie momenteel gemiddeld per jaar?

Sarah Tucker: Ons gemiddelde is ongeveer twee per jaar. Vorige jaar deden we er drie omdat het jaar voordien één vertraging had opgelopen. Op het einde van de jaren ’90 hebben we gedurende twee jaar een drietal projecten per jaar gedaan. Nadien is het opnieuw een beetje vertraagd. Maar er is dus voorlopig nog geen einde in zicht.

 

Voetnoten:

 

 

interview_tag: 
logo vlaamse overheid