Basisvragen

Bij de preservering van een installatiekunstwerk rijzen er veel vragen, en elke component van een installatiewerk stelt specifieke uitdagingen. Het synthetiseren van deze uitdagingen in één enkel preserveringsplan is geen sinecure.

Antwoorden op eenvoudige vragen rond de specifieke risico’s van single-channel-video of computergebaseerde bestanddelen van een werk vind je op de delen van deze website over single-channel-video of computergebaseerde werken. De vragen hieronder richten zich op de specifieke dilemma’s die zich stellen bij installatiekunst.

Wie is verantwoordelijk voor het bewaren van een installatiekunstwerk?

Uiteindelijk is het collectiehoudend instituut, of het individu dat een werk heeft verworven, verantwoordelijk voor de lange levensduur van het werk. Actieve kunstenaars zijn meestal te zeer opgeslorpt door actuele projecten om veel tijd aan preservering te besteden; hun raad is natuurlijk wel van onschatbare waarde, en vaak zijn het bereidwillige raadgevers. Het is raadzaam om zoveel mogelijk informatie in te winnen bij de maker van een bepaalde installatie terwijl hij of zij nog leeft.

Waarom is een installatiewerk moeilijker te preserveren dan een videotape?

De twee belangrijkste problemen waar je bij de preservering van installatiekunstwerken mee te maken krijgt, zijn lange levensduur en authenticiteit. Een op technologie gebaseerde installatie stelt je voor dezelfde uitdagingen op het vlak van preservering als de dragers van filmische beelden, maar ook voor een hele hoop andere. Vaak zal een installatie de weergaveapparatuur zélf als een sculpturaal bestanddeel gebruiken, wat van het in onbruik raken van hardware een dubbele bedreiging maakt. Het is kenmerkend voor installaties dat ze meer bestanddelen bevatten dan een single-channel-werk, en daarom is er ook meer ruimte voor foute interpretatie. Een uitgebreide documentatie van de intentie van de kunstenaar, plus technische specificaties, zijn daarom noodzakelijk.

Wat kan ik doen om me voor te bereiden op het in onbruik raken van hardware?

Leg eerst en vooral een reservevoorraad hardware aan. Als specifieke apparatuur een inherent deel is van een installatiewerk (om dit te bepalen is overleg met de kunstenaar noodzakelijk), is het belangrijk om niet alleen gekwalificeerde dienstverleners in te schakelen om de apparatuur te onderhouden, maar ook om handleidingen en andere documenten bij te houden. Ook reserveonderdelen (bijvoorbeeld aandrijfriemen) zouden verzameld moeten worden.

Welke delen van een installatie kunnen vervangen worden?

Hoewel op deze vraag geen eenduidig antwoord mogelijk is, bestaan er enkele belangrijke richtlijnen omtrent de filmische bestanddelen van een installatie. De eerste overweging betreft de manier waarop deze veranderingen de integriteit van het werk kunnen aantasten. Veranderen ze de ‘look and feel’ van het stuk? Een installatie kan in haar originele vorm bijvoorbeeld gebruik gemaakt hebben van U-matic-cassettes voor het afspelen van video, een formaat dat ondertussen in onbruik is geraakt – en daardoor bemoeilijkt dat het werk opnieuw getoond kan worden. Wanneer de videoapparatuur niet zichtbaar is, en met een digitale kopie de ‘look and feel’ van het stuk behouden kan worden, is het vervangen van de U-matic-afspeelapparatuur geen probleem.

Videomonitors – het meest zichtbare bestanddeel van elk videowerk – vormen een grotere uitdaging. Ze variëren zeer sterk in grootte en beeldkwaliteit, en elke vervanging van dit soort bestanddelen moet zeer omzichtig overwogen worden. De evolutie van beeldbuismonitors naar lcd- en plasma-monitors brengt een bijkomende uitdaging met zich mee. Zoals conservator Pip Laurenson stelt: “Weergaveapparatuur zal vast en zeker defect en in onbruik raken: daarom zal elke sterke band tussen specifieke weergaveapparatuur en authenticiteit of waarde onvermijdelijk een bepaalde graad van verlies met zich meebrengen.”

Wat kan ik, naast het bewaren van alle hardware en van alle dragers die onderdeel zijn van de installatie, nog meer doen om me voor te bereiden op een toekomstige heropbouw van het werk?

Documentatie is het sleutelbegrip. Vloerplannen, bekabelingschema’s, verlichtingsspecificaties, foto’s en aantekeningen en schetsen van de kunstenaar zouden allemaal bewaard moeten worden. Videodocumentatie kan bijzonder nuttig zijn: interviews met de kunstenaar, met curatoren en technici, maar ook beeldmateriaal van de installatie terwijl ze draait en, indien relevant, van de interactie van toeschouwers met het werk.

Kan een installatie echt hetzelfde blijven van plaats tot plaats en van jaar tot jaar?

Installaties zijn per definitie plaatsgebonden, de beleving van de kijker zal dus in verschillende contexten niet telkens dezelfde zijn. Elke keer het werk opnieuw wordt opgesteld is er enige interventie vereist, wat het werk grondig verandert. Met het oog op het in onbruik raken van hardware, mogen de conservators om het ‘hart’ van het werk te behouden zich misschien niet beperken tot de tastbare bestanddelen. Vervangingen zouden wel eens noodzakelijk kunnen zijn om bij een nieuwe opstelling de authenticiteit van het originele werk opnieuw te garanderen.

Bronnen

Pip Laurenson, "The Management of Display Equipment in Time-Based Media Installations"

William A. Real, Towards Guidelines for Practice in the Preservation and Documentation of Technology-Based Installation Art. (pdf-bestand) Journal of the American Institute for Conservation, Vol. 40, No. 3, (Autumn-Winter, 2001), 211-231.