Ideale Praktijken ('Best Practices')

Ideale praktijken ('Best Practices') Intro

Computergebaseerde kunst is één van de meest efemere kunstvormen. Niet alleen de mediabestanden raken snel in onbruik, maar ook de software-, hardware- en besturingssystemen die nodig zijn om de bestanden af te spelen kennen een korte levensduur. Systemen die vandaag worden gebruikt, worden op een paar jaar tijd een technologie uit het verleden waardoor een belangrijk computergebaseerd werk mogelijk tot een vroegtijdige dood wordt veroordeeld.

Wereldwijd werken kunstenaars, programmeurs, archivarissen en conservators samen om strategieën te ontwikkelen voor de bewaring van deze kunstvorm. Een aantal grote initiatieven behandelen vraagstukken rond het documenteren,de authenticiteit, het bewaren van de intentie van de kunstenaar en andere kritische zaken. Maar de bewaring van computergebaseerde kunst is nog steeds een jong onderzoeksterrein. Hoewel ze gebaseerd is op praktijken en inzichten die reeds decennialang gebruikt worden door kunstconservators, heeft digitale preservering niet altijd duidelijk gedefinieerde standaarden en best practices. Dit heeft deels te maken met de nieuwheid van het medium, en deels met de zeer grote verscheidenheid aan werk die onder de noemer ‘computergebaseerd’ valt.

De tekst die volgt kan daarom niet gezien worden als een document voor ‘best practices’ in de strikte zin van het woord. In dit veld van preservering bestaan er geen afgebakende richtlijnen of ‘musts’, enkel basisprincipes die kunnen helpen om voor elke situatie de beste strategie te bepalen. Dit document is een work in progress dat ontwikkeld werd om de fundamentele problemen waarmee deze kunstwerken ons confronteren aan het licht te brengen, en om de meest recente onderzoek uit het veld samen te brengen.

Documenteren

Documenteren (Intro)

Documenteren is het proces van het verzamelen en organiseren van informatie over een werk, inclusief zijn staat, zijn inhoud en de acties die men moet ondernemen om het werk te bewaren.

Het interactieve karakter van veel computergebaseerde kunst impliceert dat het documenteren ervan om een bredere waaier van gegevens vraagt dan het geval is bij single-channel-videowerken of conventionele films. Het catalogiseren vereist niet enkel het verzamelen van gegevens met betrekking tot de digitale bestanden waar het werk uit bestaat (zogenaamde metadata) maar ook informatie over het gedrag van het werk: wat het werk eigenlijk ‘doet’.

Gedrag

Computergebaseerde kunst die interactief of ‘time-based’ is, heeft unieke gedragspatronen die – wil men het werk accuraat bewaren - gedocumenteerd moeten worden. Idealiter vertrekt het documenteren van dit gedrag bij de kunstenaar. Daarom is het voor collectiehoudende instituten steeds gebruikelijker om de kunstenaar te interviewen of hem een vragenlijst laten invullen.

Dit soort interviews omvat vragen als:
- Wat is de productiegeschiedenis van het werk?
- Welke software, hardware en besturingssystemen werden gebruikt om het werk te maken?
- Wat is de essentie van het werk? Wat moet zeker bewaard worden doorheen het conserveringsproces, zodat het werk beschouwd kan worden als ‘intact’?
- Welke specifieke aanpassingen, die nodig zijn om het werk functioneel te houden, zijn acceptabel?
- Wat zijn de fysieke en conceptuele grenzen van het werk? Wat kan men zien als essentiële componenten, versus componenten die vervangen kunnen worden (bv. videospelers die obsoleet geworden zijn)?
- Wat zijn de belangrijke ‘gedragingen’ van het werk en wat is zijn essentiële ‘look and feel’? Welke kenmerken zijn essentieel – zonder dewelke men het werk als ‘dood’ gaat bestempelen?

Wanneer de originele dragers van een kunstwerk obsoleet zijn geworden, zal deze informatie van het grootste belang zijn.

Een ander nuttig aspect van documenteren heeft betrekking op de manier waarop een toeschouwer met een werk omgaat of in interactie treedt. Leden van het publiek interviewen; video- of foto-opnamen maken; de digitale mappenstructuur van een werk kopiëren; het gebruik van diagrammen of een korte beschrijving om bepaalde interacties met het werk samen te vatten: het komt allemaal van pas bij een toekomstige wederopbouw. (Hou echter in het achterhoofd dat dit soort documenteren zijn eigen bewaringsnoden met zich meebrengt.)

Andere vormen van documentatie zijn eveneens belangrijk. Verzamel aanvullend materiaal dat gerelateerd is aan de creatie, tentoonstelling en kritische ontvangst van het werk: tentoonstellingsgidsen, perskits en recensies, foto’s van de tentoonstelling of de installatie, etc.

Voor bijkomende informatie rond documenteren van nieuwe media en computergebaseerde kunst en de huidige ontwikkelingen in standaarden en schema’s kan u een kijkje nemen bij V2_’s Capturing Unstable Media project, de Database of Virtual Art van de Donau-Universiteit te Krems, het Variable Media Network van het Guggenheim Museum of de ArtBase van Rhizome.org.

Metadata

Zoals we reeds vermeldden zijn metadata data over data, die technische informatie over een digitaal bestand documenteren. Het gaat hierbij om kenmerken van de basiselementen van een werk (zoals creatie, datum en bestandsformaat) maar evenzeer om gedetailleerde informatie over codecs, compressie, etc.

Hoewel de eerder genoemde documenteringstrategieën ontwikkeld werden binnen de kunstwereld, zijn metadata ook belangrijk voor bibliotheken, archieven, ondernemingen, overheidsinstellingen – kortom, voor elke entiteit die omgaat met belangrijke informatie in digitale vorm. Het zijn instellingen als deze die onderzoek naar metadatastandaarden en -schema’s mee stimuleren.

In de wereld van de digitale kunst moet men er echter rekening mee houden dat, naast het in onbruik raken van formaten en hardware, de grootste risicofactoren bij de lange termijnbewaring van digitale werken bestaan uit menselijke fouten en slecht beheer van bestanden. Om een werk een lange levensduur te verzekeren is het essentieel om gegevens over bestanden en hun locatie consistent en zorgzaam te bewaren.

Om een goede documentatie te voorzien over de diverse, intrinsieke en verbonden componenten waaruit deze werken bestaan, is het essentieel om een inventaris op te maken. Bij elk bewegend beeld-, audio- of softwarebestand, en elk hardwareapparaat en besturingssysteem (nodig om het bestand te kunnen afspelen) moet dit op objectniveau gebeuren. Om alle delen van één enkel werk te kunnen identificeren moet elk catalogusbestand m.b.t. een bestanddeel van het kunstwerk bovendien verbonden worden met de catalogusbestanden in de database m.b.t. de andere bestanddelen van hetzelfde kunstwerk. Dit kan gebeuren door een uniek identificatienummer voor het werk te creëren en varianten van dit nummer te gebruiken voor elk individueel onderdeel.

Men moet een catalogusbestand over een werk creëren dat de inhoud van het werk beschrijft – met individuele catalogusbestanden op objectniveua voor de eraan gelinkte individuele bestanden. Aparte catalogusbestanden op objectniveau zijn noodzakelijk omdat digitale bestanden verschillende technische metadata en informatie m.b.t. creatie zullen hebben. Indien er verschillende versies van hetzelfde bestand bestaan (bv. een werkversie en een afgewerkte versie), moet men via het catalogusbestand kunnen identificeren welk bestand deel uitmaakt van de afgewerkte, ‘authentieke’ versie die men zal gebruiken voor het hercreëren of tonen van het werk.

In het algemeen kunnen metadata verdeeld worden in vier categorieën: beschrijvende metadata (die de inhoud van het werk beschrijven); technische metadata (die de technische creatie van het bestand beschrijven, en de benodigdheden om het bestand af te spelen); preserveringsmetadata en administratieve metadata (omvatten o.a. hoe het werk verworven werd, en informatie over de rechthebbenden).

De lijst van velden hieronder geeft een idee van wat elke categorie inhoudt en ook hoeveel data over één bestand men minstens moet verzamelen.

Beschrijvende metadata
(De beschrijvende data zouden onderdeel moeten zijn van het ‘werk’-catalogusbestand; de informatie die dit catalogusbestand bevat is dan toepasbaar op alle onderliggende versies van het digitale bestand.)
- Uniek identificatienummer
- Inschrijvingsnummer
- Titel
- Alternatieve titel(s)
- Kunstenaar(s)/maker(s)/ontwikkelaar(s)/designer(s): voornaamste betrokkenen en technische ploeg
- Datum van realisatie van de afgewerkte versie
- Beknopte beschrijving van het werk
- Onderwerp/genre: beschrijvingen over de inhoud die kunnen helpen het werk terug te vinden

Technische metadata
- Grootte van het bestand
- Generatie: belangrijk indien je wil meegeven dat het object een kloon is en je het aantal bestaande kopieën wil nagaan
- Versie, bv. werkbestand of afgewerkt bestand; dit wordt gebruikt om de authenticiteit te bepalen
- Deel van een editie
- Formaat van het bestand
- Datum van creatie van het bestand (niet van het uiteindelijke werk)
- Kleurprofiel: RGB of CMYK (kleur) of grijswaarden/monochroom (zwart en wit)
- Beeldfrequentie: aantal beelden per seconde
- Compressieschema (indien van toepassing)
- Compressie bitrate
- Met of zonder klank
- Hardware gebruikt om het bestand te maken
- Software/applicatie/programmaformaat gebruikt om het bestand te maken
- Hardware vereist om het bestand af te spelen
- Software vereist om het bestand af te spelen
- Andere vereiste weergaveapparatuur
- Onderscheid propriëtaire, open source en unieke componenten
- Installatie (indien van toepassing)
- Compatibele browsers
- Vereisten voor besturingssystemen
- Vereiste plug-in(s)

Preserveringsmetadata
- Inspectienotities
- Wie deed de inspectie?
- Beschrijving van ondersteunende documentatie
- Conserveringsnotities: omvat welke conserveringsacties gebeurden en wie deze uitvoerde
- Fysiek opslagmedium
- Fysieke opslaglocatie
- Locatie van de back-up server
- Datum van de laatste back-up

Administratieve metadata
- Datum van inschrijving
- Verworven van (schenker of verkoper)
- Uitgever van het werk
- Rechtenhouder
- Beperkingen

Algemene aanbevelingen

Het benoemen van bestanden
Bij de aanmaak van elk bestand moet men de vastgelegde benoemingsafspraken volgen en erop toezien dat men zeker de bestandsextensie vermeldt. Over deze afspraken moet aan het begin van het project worden beslist. De naam van het bestand zou kunnen gebaseerd zijn op het unieke identificatienummer. Het meest belangrijke aspect is dat de naam van het bestand uniek is en niet gekopiëerd wordt in een ander project, of elders op je servers. Geef het bestand geen eenvoudige benaming die mogelijk reeds gebruikt werd voor andere bestanden (bv. 001.tif, 002.tif, etc.).

Etiketteren van apparatuur en dragers
Hardwaretoestellen die nodig zijn voor het afspelen, opnemen en opslaan van werken (zoals harde schijven, zipdrives en monitors) kunnen beveiligd worden met zogenaamde ‘artifact identification tags’. Draagbare opslagmedia zoals floppydisks, zipdisks of optische schijven kunnen beveiligd worden met zuurvrije etiketten, die het unieke identificatienummer van het overeenkomstige werk aangeven.

Hou er rekening mee dat de kleeflaag van etiketten kan uitdrogen en ze hierdoor kunnen loskomen. Optische dragers zoals cd’s of dvd’s worden best opgeslagen in doosjes uit polipropyleen, met zuurvrije etiketten. Het unieke identificatienummer van een werk schrijft men best op de doorzichtige kern van het schijfje, met een permanente markeerstift met zachte viltpunt die watergebaseerd en niet-oplosbaar is.

Etiketten op doosjes zouden de volgende informatie moeten bevatten:
- Uniek identificatienummer
- Titel(s)
- Formaat/formaten van het bestand
- Kunstenaar/maker
- Datum waarop de kopie gemaakt werd
- Staat of versie van het werk

Inspecteren

Inspecteren (Intro)

Inspectie is het proces waarbij gedetailleerde informatie over een bestand verzameld wordt, ter voorbereiding op migratie naar nieuwere formaten. De term duidt ook op het verifiëren van de status van werken die reeds gepreserveerd werden of die nog moeten gepreserveerd worden.

In de analoge wereld worden werken regelmatig geïnspecteerd om tekenen van verval in de fysieke objecten op te sporen. In de context van digitale media bestaat inspectie uit het regelmatig nakijken van de werkzaamheid. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk om na te gaan of de software en het besturingssysteem nog steeds werken (en zodoende de integriteit van het werk behouden blijft). Zulke inspectietests kunnen niet gebeuren zonder de gepaste hardware. Hardwaretoestellen moeten ook nagekeken worden op werkzaamheid, om te verzekeren dat het materiaal volledig functioneel is en blijft. Inspectie maakt duidelijk welke conserveringsacties noodzakelijk zijn.

De volgende karakteristieken of basiskenmerken van computergebaseerde kunst zouden gedurende de inspectie moeten worden nagekeken en in de catalogus beschreven:
- De snelheid van een werk: lijkt de navigatie van het werk (te) traag of (te) snel te gaan? (Denk erom dat een kunstenaar een werk bewust geprogrammeerd kan hebben om aan een bepaalde snelheid te draaien.)
- Ordening van beelden en/of tekst
- Leesbaarheid van beelden en/of tekst
- De functionaliteit van hyperlinks
- Kalibrering van de weergaveapparatuur

Voortdurende inspectie

Snel evoluerende technologieën en de dreiging van in onbruik raken maken een regelmatige inspectie en evaluatie van de integriteit van een computergebaseerd kunstwerk noodzakelijk. Het werk is immers een intern verbonden systeem van data, dataformaten, software en fysieke hardware.

Het is moeilijk om cijfermatig weer te geven hoe vaak items geïnspecteerd zouden moeten worden. In veel gevallen voorzien software-upgrades bijvoorbeeld geen terugwerkende compatibiliteit, waardoor zij – zonder voorafgaande waarschuwing – op korte tijd grote hoeveelheden digitale informatie onleesbaar maken.

Idealiter worden inspecties met een regelmaat van zes maanden uitgevoerd. Natuurlijk is dit niet altijd mogelijk, maar wanneer men een computergebaseerd werk in een collectie opneemt zou periodieke inspectie steeds moeten opgevat worden als een deel van de verantwoordelijkheid die het collectiehoudende instituut heeft tegenover het werk.

Test het werk zowel in zijn originele omgeving als in een zeer actuele omgeving, met het gebruik van de nieuwste versies software, besturingssysteem en/of hardware. Behoud meerdere kopieën van de originele software. Dit soort tests vormen de ideale gelegenheid om conserveringsrisico’s vast te stellen en te bepalen welke acties nodig zullen zijn wanneer het werk moet worden gemigreerd.

Gegevensopslag

Gegevensopslag (Intro)

Het opslaan van digitale media op een systeem van meerdere harde schijven (zoals RAID-6) of op een server dupliceert de data en houdt ze relatief veilig, op voorwaarde dat dit geheel goed beheerd wordt. Dit is de duurste manier van dataopslag.

Gezien de kost per megabyte gedaald is, wordt één externe harde schijf tegenwoordig beschouwd als een betaalbare oplossing die betrouwbaar genoeg is om de componenten van een digitaal werk op te slaan.

Spreiding

Spreiding is een belangrijk begrip, aangezien schijven als opslagmedium niet onfeilbaar zijn. Het is aangeraden om een back-up van het kunstwerk op minstens twee harde schijven op te slaan. Eén harde schijf kan op die manier achterblijven op een rek, liefst niet op dezelfde plaats als de andere harde schijf (om rampschade te voorkomen). Het is zelfs beter om spreiding te voorzien over meerdere formaten: maak bijvoorbeeld kopieën van de bestanden op harde schijf én op datatape. Het is verstandig om bestanden en uitgaande links die verdeeld werden over verschillende servers en/of mappen, en die tot één werk of project behoren, samen te brengen. Op die manier kan je een zeker overzicht over het werk behouden en meer controle uitoefenen over de individuele componenten. Dit is een essentiële stap in het behoud van websites.

Indien het instituut het zich kan veroorloven, is het ook goed om op een magnetisch tapeformaat voor computeropslag zoals Linear Tape-Open (LTO) een back-up te maken van de lokale data. Deze tapes zouden dan ook op een andere plaats opgeslagen moeten worden, om verlies bij rampen te voorkomen. Dit soort opslag vereist wel dat de computer zich in een ‘local area network’ bevindt, dat voorziet in back-ups van de tapes. Het is bovendien ook aanbevolen dat je de data opslaat op afzonderlijke media, die verschillende technologieën gebruiken. Op die manier is je archiefinfrastructuur niet afhankelijk van één technologie.

Draagbare opslagapparatuur zou bewaard moeten worden in een koele en donkere plaats, verwijderd van direct zonlicht en sterke magnetische velden. De lucht zou ook vrij moeten zijn van vuil, stof en chemicaliën.

Voor externe harde schijven en optische schijven biedt een inerte polipropyleenbehuizing bijkomende bescherming. Plaats de schijven verticaal in zuurvrije plastic doosjes. Bewaar opslagapparaten – wanneer ze niet gebruikt worden – op een rek. Dragers die lange tijd in een drive van de computer blijven zitten kunnen hitte- en mechanische schade oplopen.

Waarborg steeds de veiligheid van je collectie, door te verzekeren dat de originele bestanden een ‘read-only’ -status hebben en dat slechts een beperkt aantal betrouwbare conservators de originele werken kan raadplegen.

Kopieer het werk op opneembare compact discs voor raadpleging.

Een opmerking over goudkleurige ‘archief’-dvd-r’s en cd-r’s
Optische schijven zijn zeer vatbaar voor krassen en schade door hitte of vochtigheid. Bij hoge temperaturen kunnen ze delamineren. Ze kunnen ook beschadigd raken wanneer een vloeistof via de randen binnendringt in de bindlaag. Goudkleurige optische schijven hebben een 24-karaats reflectieve laag die niet oxideert of taant. De schijf bevat een organische phtalocyanine kleurlaag die volgens onafhankelijke studies de hoogste duurzaamheid heeft van alle lichtgevoelige kleurlagen. Over een lange tijdsperiode kan deze laag wel vergaan, vooral als de optische schijf bewaard wordt op een verlichte plaats; dit veroorzaakt fouten wanneer de laser de informatie zal proberen lezen die op de schijf werd opgenomen.

Opslag van apparatuur

Net zoals harde schijven moeten computerapparatuur en monitors constant koel en droog bewaard worden, en vrij van verontreinigende stoffen die zich in de lucht bevinden.

Preserveringsactiviteiten

Preservering verwijst naar het algemene proces waarbij de inhoud van een object bewaard wordt en zijn overleven op lange termijn verzekerd wordt.

Migratie – het overbrengen van digitale informatie van één hardware- en softwaresetting naar een andere – maakt onvermijdelijk deel uit van het preserveringsproces.

Inschatten van risico's: triage

Men kan mogelijke risico’s inschatten door gebruik te maken van een inventaris op objectniveau. Evalueer elke component uit de inventaris op tekenen van verval of in onbruik raken.

Maak een onderscheid tussen propriëtaire en open source bestandsformaten. Wie ontwikkelde de standaard in kwestie, en wanneer, en wie bezit hem momenteel? Welke software is nodig om het bestand te lezen/bekijken? Wordt het formaat nog steeds ondersteund?

Bekijk op gelijkaardige wijze de hardware die vereist is om het werk te kunnen afspelen. Wordt de softwareapplicatie in kwestie nog steeds ondersteund? Zijn er speciale installaties of plug-ins nodig? Wat is de hiërarchie en de algemene infrastructuur van het werk?

Wat zijn de vereisten voor weergave? Beschrijf de ‘look’ van het werk. Wat zijn de formele kwaliteiten (inhoud en kwaliteit van de beelden)? Wat zijn de instructies m.b.t. installatie die door de kunstenaar zelf gegeven werden?

Wat is de functionaliteit van het werk? Beschrijf de ‘feel’ van het werk. Hoe treedt de gebruiker in interactie met het werk? Wat zijn de variabelen?

Richt je bij preservering eerst op werken die fysiek verslechterd zijn of werken die componenten bevatten die niet langer actief zijn of niet langer onderhouden worden door de industrie.

Preserveringsstrategieën

Migratie
Migratie (herformatteren en vernieuwen) is een oplossing tegen het in onbruik raken en de verslechtering van dragers. Er bestaan meerdere niveaus van migratie. Men kan de originele integriteit en functionaliteit van het werk behouden door de hard- en software naar een nieuw besturingssysteem over te brengen, of men kan een obsoleet bestandformaat naar een nieuw formaat overbrengen.

Emulatie
Emulatie heeft betrekking op de heropbouw van de technische omgeving die nodig is om een object te kunnen bekijken. Deze strategie is enkel mogelijk indien informatie over de hard- en softwarevereisten bijgehouden wordt, zodat de originele omgeving door toekomstige systemen gereconstrueerd kan worden. Hoewel bij deze aanpak geen nood is aan het migreren van bestanden, moeten er voor elke hard- en softwareconfiguratie emulators worden aangemaakt. Dit kan een dure onderneming zijn.

Inkapseling
Inkapseling houdt in dat in een digitaal object alle componenten worden samengebracht die noodzakelijk zijn om toegang te voorzien tot het object in kwestie. Bij inkapseling voorzien fysieke of logische structuren (zogenaamde ‘containers’ of ‘wrappers’) informatie over de relaties tussen alle componenten van de data- en software-applicaties. Inkapseling heeft als doel de veroudering van bestandsformaten te overwinnen door details op te nemen over hoe de originele informatie rond een werk moet geïnterpreteerd worden.

Het is noodzakelijk om alle conserveringsacties en -experimenten te documenteren in de catalogus. Hoewel een archivaris zou moeten vermijden om wijzigingen te maken die de algemene functionaliteit of ‘look and feel’ van het werk zouden verstoren, moeten alle veranderingen die toch gebeuren best nauwkeurig gedocumenteerd en verduidelijkt worden.

Voor meer informatie over migratie en andere bewaringsstrategieën, bekijk de Cornell University Library’s Digital Imaging Tutorial en de Digital Preservation Strategy van de National Archives of Australia.

Kwaliteitscontrole

Idealiter zou de beoordeling van de kwaliteit van alle beelden in één collectie moeten gebeuren door dezelfde persoon, die daarbij gebruik maakt van dezelfde kalibreringsapparatuur en van dezelfde settings. Je personeel zou een opleiding moeten krijgen om op een correcte manier het uitzicht van een beeld te kunnen communiceren, zowel de formele als de inhoudelijke kenmerken.

Test het gedrag en de functionaliteit van een werk met de originele versie als ijking. Als het originele werk niet langer raadpleegbaar is, neem dan de documentatie van het origineel als uitgangspunt.

Technische variabelen die een invloed hebben op de weergave van het werk omvatten:
- Bestandformaat en compressie
- Gebruikerscomputer en weergavemogelijkheden (bv. type webbrowser)
- Kijkomgeving (geen ramen of reflecterend licht? neutrale grijze muren?)
- Monitormodel en monitorkalibreringen
- Netwerkverbindingen

Andere initiatieven en informatiebronnen

Een aantal organisaties en initiatieven leveren cruciaal werk op het vlak van de preservering van digitale kunst, o.a.:

International Network for the Conservation of Contemporary Art (INCCA)

Interpares2 - The International Research on Permanent Authentic Records in Electronic Systems

Matters in Media Art

The Variable Media Network

The Daniel Langlois Foundation