Single-channel-videokunstwerken worden gecreëerd met behulp van technologieën die oorspronkelijk bedacht werden om vluchtig te zijn. Het videosignaal zelf begon zijn technologisch bestaan in de vorm van televisie, een medium ontworpen voor de live overdracht – en niet voor het permanente behoud – van beelden. Videobanden werden geïntroduceerd in 1956, enkel met de bedoeling live televisieprogramma’s op te nemen voor heruitzending op een later tijdstip. In het algemeen moesten videobanden niet langer meegaan dan enkele uren. Dvd’s, die vaak als ‘blijvend’ worden beschouwd, hebben stabiliteitsproblemen die nog maar sinds kort zichtbaar worden.
De laatste jaren heeft ook de veranderende weergavetechnologie het probleem ingewikkelder gemaakt. Veel videowerken zijn gemaakt met de specifieke kwaliteiten van de beeldbuis (CRT of cathode-ray tube) voor ogen. Maar beeldbuizen worden steeds zeldzamer, en zullen binnenkort commercieel niet meer beschikbaar zijn. Toch kunnen eenvoudige conserveringsacties en een doordachte langetermijnplanning verzekeren dat videokunstwerken overleven, en ook voor toekomstige generaties beschikbaar zullen blijven.
Dit onderdeel belicht problemen rond de conservering van videomateriaal, maar de informatie is ook nuttig voor het behoud van veel computergebaseerde werken en mediakunstinstallaties.