Conferentierapport : “ONSTERFELIJK”: colloquium update_4 (15, 16 en 17 november 2012, Zebrastraat, Gent)

Auteur: Emanuel Lorrain (PACKED vzw)

Publicatiedatum: december 2012

 

 

De preservering en toegang op lange termijn van digitaal cultureel en artistiek erfgoed zijn onderdeel van de belangrijkste uitdagingen die zich stellen voor bibliotheken, archieven, musea en andere erfgoedinstellingen. Indien er op korte termijn geen gepast antwoord wordt geboden op de specifieke noden van digital born werken en documenten, dreigt een groot deel ervan onleesbaar en verloren te raken nog vooraleer ze ooit als cultureel en artistiek erfgoed kunnen worden herkend en erkend.

 

De technologische obsoletie van hardware (o.a. computers, onderdelen en ondersteunde leesapparaten), maar ook van software (o.a. besturingssystemen en toepassingssoftware) en de evolutie van de webstandaarden zijn nieuwe problemen voor instellingen die collecties van digitale werken en documenten bezitten.1 Hiernaast zijn er natuurlijk ook de moeilijkheden die voortvloeien uit de moeilijke relatie tussen het auteursrecht en de ontsluiting via het web.

Mede door de veelvoorkomende links in digitale werken en documenten naar externe bestanden bestaat er dikwijls ook onduidelijkheid over de grenzen ervan, en dus over wat er precies moet, kan of mag gepreserveerd worden. Bovendien vind vandaag nog maar een klein deel van de geproduceerde digitale werken en documenten zijn weg naar de traditionele geheugeninstellingen. Dit versterkt de onduidelijkheid die vaak bestaat over wie dan de verantwoordelijkheid draagt voor de preservering van en de toegang tot deze werken en documenten. Een groot deel van de digitale werken en documenten is trouwens ook gecreëerd zonder de bedoeling dat ze zouden worden gepreserveerd in functie van een toegankelijkheid op lange termijn.

De afgelopen tien jaar hebben zowel een aantal nationale initiatieven als Europese en internationale projecten strategieën uitgewerkt om toegang op lange termijn te waarborgen tot een immer toenemende hoeveelheid digitale informatie. De projecten die gewijd waren aan de conservering van digitale kunstwerken hebben ervoor gezorgd dat er verschillende strategieën zijn ontstaan: migratie, emulatie, virtualisering, documentatiemodellen, … Bovendien zijn de ethische problemen die verbonden zijn aan de complexe begrippen van authenticiteit en historiciteit van werken aan een herziening onderworpen door de conserveringsstrategieën die een actualisering aanprijzen van obsolete apparatuur en formaten die worden gebruikt door computergebaseerde werken.

 

Het Update_4 Biennal Poster.

 

Van 20 september tot 18 november 2012 vond de vierde editie plaats van de New Technological Art Award, een wedstrijd die georganiseerd wordt door de Stichting Liedts-Meesen in samenwerking met iMAL2 en de École nationale supérieure des arts visuels de La Cambre. Deze biënnale, gewijd aan creaties die nieuwe technologieën gebruiken en in vraag stellen, bestond dit jaar uit een tentoonstelling met een twintigtal werken waarvan één bekroond zou worden met een prijs.3. De projecten, waarvan u de hele lijst hier kan bekijken, werden verdeeld over drie verschillende ruimtes in de steden Gent en Brussel. Zo kon men bijvoorbeeld in La Cambre het project ‘Face to Facebook’ (2011) van Paolo Cirio en Alessandro Ludovico bekijken. Dit is na ‘Amazon Noir’ (2005) en ‘Google Will Eat Itself’ (2006) het laatste deel van de ‘Hacking Monopolism Trilogy’. De installatie ‘Heliotropika’ (2011) van Castro Juan Manuel kon men bekijken in de Zebrastraat in Gent en de installatie ‘Miniatuur’ (2011) van Aernoudt Jacobs werd tentoongesteld bij iMAL in Brussel.

 

Tentoonstellingsbeeld van 'Face to Facebook' (2011). Foto: www.paolocirio.net

 

Als afsluiter van de editie 2012 werd in de Zebrastraat in Gent een driedaags colloquium georganiseerd met als titel 'Onsterfelijk'. Dit colloquium wou het thema van de perfectie/imperfectie van technologieën onderzoeken, alsook de praktische en ethische vragen in verband met de duurzaamheid van werken die van technologie gebruik maken. Hiertoe werd een panel van vijftien sprekers bijeengebracht dat bestond uit zowel kunstenaars, conservatoren, filosofen als wetenschappers.

Hoewel alle bijdragen met elkaar verbonden werden door het overkoepelende thema van ‘onsterfelijkheid’, sneden de interventies van dit symposium verschillende onderzoeksdomeinen aan. Een voorbeeld van die verscheidenheid was de presentatie van professor Maarten Baes van de Universiteit Gent die het colloquium opende met een analyse van hoe de notie van ‘onsterfelijkheid’ kan worden bestudeerd binnen de natuurwetenschappen, in het bijzonder in de astronomie en astrofysica. Hij stelde onder andere de eindigheid en oneindigheid van het universum, de sterrenstelsels, de zwarte gaten, de Melkweg, de snelheid van het licht en de relativiteitstheorie in vraag. Het was een uitgebreide, maar interessante uiteenzetting voor alle neofieten in dit domein.

In een heel ander register zat de interventie van conservatrice Frederica Huys. Zij belichte de moeilijkheden waar musea mee geconfronteerd worden wanneer zij installaties verwerven die zeer fragiel zijn, of ook performances, conceptuele werken en efemere of gedematerialiseerde werken. Ze benadrukte de belangrijke rol van kunstenaarsinterviews in het documentatie- en conservatieproces van hedendaagse kunst, en verwees daarbij in het bijzonder naar interviews afgenomen door het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (S.M.A.K., Gent) met kunstenaars, zoals Marina Abramović, wiens werken deel zijn van de collectie van het museum. Zij kwam ook terug op een aantal sleutelmomenten in de preservering van hedendaagse kunst, bijvoorbeeld het symposium ‘Modern Art: Who Cares?’ uit 1997 en de oprichting van het 'International Network for the Conservation of Contemporary Art’ (INCCA) in 1999.

Op de tweede dag sprak Bram Vandeveire, coördinator van het postgraduaat Tebeac aan de Koninklijke Academie van Schone Kunsten (KASK, Gent) over de meer technische problemen die men ondervindt bij het preserveren van videowerken en interactieve installaties. Om de keuzes te illustreren die men moet maken met betrekking tot aspecten en parameters van het beeld bij het creëren van een nieuwe digitale (video)master, nam hij onder andere ‘Dial H-I-S-T-O-R-Y’ (1997) van kunstenaar Johan Grimonprez als voorbeeld. Hij besprak ook de conserveringsproblemen die het resultaat zijn van de obsoletie van apparatuur en audiovisuele formaten. Hij illustreerde dit aan de hand van de interactieve installatie ‘Rocking Chair’ (2003) van David Claerbout.

Criticus en kunsthistoricus Pierre-Yves Desaive beschreef eerst en vooral de wederzijds beïnvloeding tussen zijn functie als docent aan La Cambre (Brussel) en zijn taak als conservator bij de Musea voor Schone Kunsten van België (Brussel). Vervolgens besprak hij het project ‘DCA – Digitising Contemporary Art’ dat door PACKED vzw gecoördineerd wordt. 4. Hij had het in het bijzonder over het onderzoek dat binnen het projectconsortium verricht wordt naar de methoden en standaarden waar men rekening moet mee houden bij de digitalisering van werken en bij de langetermijnbewaring van de digitale documenten die gecreëerd worden tijdens het project. Net als in de tussenkomst van zijn collega Frederik Leen op de eerste dag, ging hij in op de complexe taak van musea als kopers van digitale kunst. Hij plaatste daarbij een kritische kanttekening over de kloof die nog steeds bestaat tussen de centra voor hedendaagse kunst en die voor digitale kunst. In het laatste deel van zijn presentatie sprak Pierre-Yves Desaive over aspecten van artistieke creaties die gebruik maken van het net, met als voorbeelden enkele historische werken uit de net.art beweging zoals ‘Every Icon’ (1997)  van John F. Simon, Jr. of ‘BorderXing Guide’ (2002-2003) van Heath Bunting.

 

'Every Icon' van John F. Simon, Jr. © John F. Simon, Jr.

 

Naast kunstenaars zoals Julijonas Urbonas of Stanza die kwamen te spreken over enkele van hun werken die geselecteerd waren voor de biënnale, kwamen tijdens dit colloquium ook kunstenaars van verschillende generaties aan het woord die een inzicht gaven in hun artistieke praktijk. Eén hiervan was de Belgische kunstenaar en componist Peter Beyls, die in België een pionier is op het gebied van het programmeren van informatica in functie van artistieke creatie. Beyls begon in de late jaren '70 met computers te werken en werkt vandaag nog steeds voort aan een belangrijk corpus van generatieve audio- en visuele werken. Als kunstenaar/(onder)zoeker publiceerde hij een groot aantal artikels en werken, waaronder ‘Computer Tekeningen’ (1978) en meer recent ‘Found Systems as Glitch Culture’ (2011) dat een directe band legde met de presentatie van Rosa Menkman op de derde dag.

Rosa Menkman is een jonge Nederlandse kunstenares / theoretica die in haar werk de artefacten, bugs en andere fouten gebruikt die worden gegenereerd tijdens zowel computerprocessen zoals de compressie of transcodering van bestanden als andere elektronische ‘ongevallen’ die digitale tools veroorzaken. Zij presenteerde deze ‘Glitch’-cultuur en -esthetiek die men ook terugvindt in de creaties van een veel hedendaagse kunstenaar die obsolete technologieën gebruiken of de zogenaamde ‘Low-res’-esthetiek hanteren. Rosa Menkman heeft over deze ‘Glitch’-cultuur en -esthetiek theoretische beschouwingen gepubliceerd in diverse artikelen en boeken, bijvoorbeeld het ‘Glitch Manifesto’ en het ‘The Glitch Moment (um)’  (2011). Tijdens haar presentatie vertelde ze ook over het GLI.TC/H-festival waarvan zij één van de organisatoren is.

 

Screenshot van het GLI.TC/H/ Festival website. http://gli.tc/H/

 

Een andere spreker was de Franse socioloog Jean-Paul Fourmentraux die sinds meerdere jaren de digitale kunstcreatie onderzoekt. In 2005 publiceerde hij ‘Art et Internet - Les nouvelles figures de la création’, één van de eerste werken in Frankrijk dat de conservatieproblematiek behandelde van netgebaseerde kunstwerken. Voor het ‘Onsterfelijk’-colloquium overliep Jean-Paul Formentraux een aantal belangrijke assen in zijn recent werk, zoals de analyse van de beweegredenen en gevolgen van de toenadering die we vandaag vaststellen tussen artistieke creatie en technologische innovatie. Hij vermeldde kort enkele artistieke projecten, maar ook structuren zoals IRCAM, die door labo’s te worden waar men even goed informaticatools als kunstwerken creëert dergelijke interdisciplinariteit in de praktijk brengen. Aan de hand van het werk van Samuel Bianchini sprak Foumentraux vervolgens over de verschillende vormen van publieksparticipatie bij digitale werken en over de manier waarop zij daardoor het onderwerp kunnen vormen van een typologie (bezoeker, kijker, gebruiker, tolk, enz.). Zijn presentatie werd geïllustreerd door een reeks documenten en videogetuigenissen uit het project ‘Discontrol Party’ (2009) van Samuel Bianchini. Dit werk test de grenzen van bepaalde surveillancetechnieken (gezichtsherkenning, nachtvisie, RFID, enz.) in de context van een ‘dispositif festif interactif’ (een interactieve party-installatie), of dj’s en live muziekgroepen die een publiek laten dansen onder camerabewaking. De andere video- en geluidsfragmenten die hij presenteerde waren afkomstig uit het project ‘Capture’ (2009-2015) van Grégory Chatonsky,5 een generatief werk dat de vorm heeft van een rockband die permanent muziek en visuals (flyer, badge, enz.) kan genereren door gebruik te maken van content die beschikbaar is op het web. Voor Jean-Paul Fourmentraux is ‘Capture’, zoals een groot aantal werken van Grégory Chatonsky die gebruik maken van de flow op het web, een model van een werk dat potentieel ‘onsterfelijk’ is omdat het in zich een generatief proces draagt dat zich tot in de oneindigheid kan voortzetten.

 

Het Capture project. Foto: chatonsky.net

 

Na drie dagen van presentaties werd het symposium afgesloten door moderator Stef Van Bellingen en iMAL-directeur Yves Bernard2. Alle conferentiebijdragen worden gepubliceerd in de catalogus van deze vierde editie van de biënnale ‘Update’. Het volledige programma van het symposium en de biënnale is beschikbaar op http://www.ntaa.be/index.html.

Een colloquium zoals 'Onsterfelijk' toont aan dat de uitdagingen van toegang op lange termijn van digitale creaties niet langer enkel professionelen uit de erfgoedsector interesseren, maar dat in tegendeel de belangstelling voor de technologische en historische aspecten van deze werken toeneemt. Ondanks het groeiende aantal digitale werken die wereldwijd worden gecreëerd en getoond in tentoonstellingen en festivals blijft de aanwezigheid van digitale kunst in de collecties marginaal. Zeldzaam zijn vandaag instellingen die de nodige kennis en middelen bezitten om zich bezig te houden met deze werken die sneller dan andere werken worden geconfronteerd met een veelvoud van conservatieproblemen. Het is daarom dat het vaak aan de kunstenaars zelf is om te zorgen voor de verspreiding, de documentatie en het onderhoud van hun creaties. Overeenkomstig dit colloquium is het noodzakelijk dat er vanaf vandaag een sterke samenwerking ontstaat tussen kunstenaars, technici, instellingen, kunstencentra en onderzoekers opdat de toegang tot dit erfgoed op lange termijn en in goede omstandigheden mogelijk zou zijn.

PACKED vzw is reeds sinds 2006 in het kader van projecten zoals Obsolete Apparatuur, Digitising Contemporary Art (DCA) en Cultureel Erfgoed Standaarden Toolbox (CEST) begonnen met het diepgaand nadenken over deze vragen, met als doel het ter beschikking stellen van informatie die zowel erfgoedorganisaties als artistieke en culturele instellingen helpen bij dit complexe preserveringswerk.

 

Voetnoten:

 

 

logo vlaamse overheid